De fret is een obligaat carnivoor, dat wil zeggen dat de fret vlees móet eten om in zijn levensbehoeften te voorzien. Meer dan 2000-jaar geleden is de fret gedomesticeerd, maar pas gedurende de laatste 40 jaar hebben wij wijzigingen aangebracht in zijn dieet. Tot zo'n 40 jaar geleden kreeg de fret hoofdzakelijk rauw voer aangeboden (bijvoorbeeld eendagskuikens en wild). Tegenwoordig zijn wij alom overgegaan op het aanbieden van commercieel, fabrieksmatig geproduceerde voeding (brokken, blikvoeding). Het gemak dient de mens. Brokken en blikvoeding zijn niet alleen gemakkelijk te verkrijgen, ze zijn ook nog eens lang houdbaar. Aan het commerciële voer worden granen toegevoegd: enerzijds omdat men zonder granen te verwerken in een brok er geen brok van kan maken, anderzijds omdat dit een goedkoper ingrediënt is dan dierlijke grondstoffen. Evolutionair gezien is het spijsverteringsstelsel van de fret echter nog steeds ingesteld om te leven op voedingsstoffen van dierlijke oorsprong.

Kijken we naar het menu van de voorouders van de fret (de bunzing), dan zien we dat de bunzing onder andere leeft van insecten, eieren en kleine prooidieren zoals (veld)muizen, (woel)ratten, konijnen, egels, vogels en hagedissen, die in het algemeen met huid en haar verorberd worden. Zo nu en dan zal de bunzing ook een bes eten, maar het plantaardige deel (de grootste bron van koolhydraten en vezels) in zijn menu neemt slechts een kleine plaats in en dan nog bestaat dat deel van het menu van de bunzing hoofdzakelijk uit de reeds voorverteerde maag-/darminhoud van zijn prooidieren. Als obligaat carnivoor is het maagdarmkanaal van de fret gespecialiseerd in vertering van dierlijke voedingsstoffen. Er worden in het maagdarmkanaal krachtige enzymen ter vertering van eiwitten en vetten geproduceerd. In de dunne darm van de fret wordt ook wat enzym geproduceerd dat eenvoudige suikers en koolhydraten kan verteren, echter als het aanbod koolhydraten te groot is wordt het spijsverteringstelsel overbelast.

De fret heeft geen blindedarm. Honden, katten, mensen en de meeste andere zoogdieren hebben wel een blindedarm. De blindedarm bevat niet-ziekmakende bacteriën die enzymen uitscheiden. Deze enzymen werken in op enkele complexe koolhydraten en vezels. Het ontbreken van de blindedarm bij de fret betekent dat de hoeveelheid vezels in de voeding die verwerkt kan worden gelimiteerd is en dat de fret minder goed raad weet met koolhydraten in zijn voeding. Het tweede anatomische verschil tussen fretten en andere carnivoren is de lengte van de dikke darm, deze is bij fretten slechts 10 centimeter lang. (Dit is bijvoorbeeld vergeleken met de lengte van de dikke darm van een kat ongeveer de helft tot een derde.) De dikke darm van de fret bevat weinig plooien die helpen bij het absorberen van water en voedingsstoffen. De darmflora is bij fretten bovendien erg eenvoudig in vergelijking met dieren die ingesteld zijn op het eten van plantaardig voedsel. Naast dit alles verloopt de spijsvertering van fretten ook nog eens snel. Er zit slechts 3-4 uur tussen de opname van voedsel en het uitscheiden van afvalstoffen via de ontlasting.

De verschillen die ik hierboven heb genoemd spelen een rol bij hetgeen de fret kan verteren. Het impliceert dat hoogwaardige eiwitten en vetten van dierlijke oorsprong een aanzienlijk deel moeten uitmaken van het dieet van een fret.

Wat houdt dit in voor de samenstelling van het dieet van de fret?

  • De voedingsstoffen zouden zoveel mogelijk van dierlijke oorsprong moeten zijn
  • De aangeboden eiwitten en vetten dienen hoogwaardig te zijn. Een extreem voorbeeld: kippenvlees (een hoogwaardige bron van eiwitten) wordt effectiever gebruikt dan eiwitten uit haren of veren
  • Het percentage koolhydraten zou zo laag mogelijk moeten zijn
  • Het vezelgehalte moet ook zo laag mogelijk zijn

Hoe weet u nu of het voer dat u aan uw fret geeft aan deze eisen voldoet?

Hiervoor zult u het etiket moeten lezen. Op het etiket vindt u een aantal specificaties die iets kunnen vertellen over de geschiktheid van het voer voor fretten, te weten een ingrediëntenlijst en een analyse van de samenstelling.

Betreffende de ingrediëntenlijst is het van belang dat de eerste drie producten die genoemd worden van dierlijke oorsprong zijn. Voorbeelden van producten van dierlijke oorsprong zijn. Vlees, kippenvlees, dierlijke bijproducten, producten van landdieren.
In het algemeen kan worden aangenomen dat naarmate een voer meer ingrediënten van dierlijke oorsprong bevat, des te minder koolhydraten dit voer bevat. Hier is echter een "valkuil". Niet alle producten van dierlijke oorsprong kunnen even efficiënt benut worden. Een gouden regel is ernaar te streven dat vlees (kippenvlees, kalkoenvlees etc) het eerste ingrediënt is. Granen en andere plantaardige producten zou u moeten vermijden als één van de eerste drie ingrediënten. Ook bij elkaar opgeteld mogen plantaardige ingrediënten nooit de hoogwaardige dierlijke ingrediënten overschrijden. De ervaring is dat dit in de praktijk lastig tot niet geheel realiseerbaar is.

Kijken we naar de analyse van de samenstelling van het voer, streef dan naar een voeding met een eiwitgehalte van minimaal 30%, een vetgehalte van minimaal 20%, en een vezelgehalte (ruwe celstof) dat zo laag mogelijk is. Er zijn diverse kattenvoeders en frettenvoeders in de handel die suiker bevatten. Een goede frettenvoeding bevat geen suikers. Het zijn net als voor mensen lege calorieën en smaakmakers die, zoals u hierboven heeft kunnen lezen, het spijsverteringsstelsel onnodig overbelasten.

Sorry, this website uses features that your browser doesn’t support. Upgrade to a newer version of Firefox, Chrome, Safari, or Edge and you’ll be all set.